-
1 persönlich
persönlich1 persoonlijk ⇒ individueel, privé2 persoonlijk ⇒ zelf, in eigen persoon♦voorbeelden:eine Äußerung persönlich nehmen • een uitlating op zichzelf betrekkenpersönlich werden • persoonlijk, beledigend worden -
2 euch
euch1〈persoonlijk voornaamwoord; ook in brieven met kleine letter〉————————euch21 je♦voorbeelden:————————euch3♦voorbeelden: -
3 ihr
-
4 dir
-
5 euer
euer11 〈 ook in brieven met kleine letter〉jullie, van jullie2 〈met hoofdletter; formeel〉uw, van u♦voorbeelden:————————euer2〈persoonlijk voornaamwoord; ook in brieven met kleine letter〉♦voorbeelden: -
6 mein
mein1♦voorbeelden:1 was mein ist, ist auch dein • wat van mij is, is ook van jou〈 formeel〉 die meinen, Meinen • de mijnen, mijn gezinMein und Dein nicht unterscheiden können, verwechseln • mijn en dijn door elkaar halen————————mein21 mijner, mij♦voorbeelden:vergiss mein nicht • vergeet mij niet -
7 mich
-
8 mir
1 mij, me♦voorbeelden:mir ist schlecht • ik ben misselijk〈 informeel〉 verlier mir nichts! • denk erom, dat je niks verliest!von mir aus • wat mij betreft1 mij, me -
9 Ihnen
-
10 Personalpronomen
-
11 Sie
Sie1〈v.; Sie, Sies〉 〈 informeel〉————————Sie21 U, u♦voorbeelden:1 Sie Betrüger! • bedrieger!, een bedrieger bent u!zu dem Auto muss man Sie sagen • dat is een auto waar je u tegen zegt -
12 dich
-
13 ein persönliches Fürwort
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ein persönliches Fürwort
-
14 er
-
15 es
es2 er♦voorbeelden:es brennt! • (er is) brand!es lebe die Freiheit! • leve de vrijheid!es wohnt sich hier angenehm • het is hier prettig wonenes gibt • er is, er zijnes klingelt • er wordt gebeld -
16 ich
1 ik♦voorbeelden:1 ich Esel! • ezel die ik ben!ich, der ich mich so bemüht habe • ik, die zo mijn best gedaan hebich bleibe immer ich selbst • ik blijf altijd mezelfein Mensch wie du und ich • een mens als ieder ander -
17 ihm
-
18 ihn
-
19 ihnen
-
20 sie
- 1
- 2